www.elketxt.nl

vrijdag 8 oktober 2010

Doe maar gek

Als je in een ander land bent ga je nadenken. Mis ik Nederland? Zal ik het straks raar vinden als de auto’s ineens weer rechts rijden? Zullen de ondertitels van televisieprogramma’s me gaan irriteren terwijl ik een heerlijke donkerbruine boterham eet met verse kaas? Stroopwafels. Drop. Dat Nederlandse eten kan ik allemaal makkelijk missen. Sterker nog, boerenkool met worst, hutspot of zuurkool, ik word er niet warm van. De politieke chaos in Nederland volg ik op veilige afstand. En ondanks dat het verkeer in Londen verschrikkelijk is, heb ik de Nederlandse stress hier nog niet bij automobilisten gezien.
Geloof me, ik ben eeuwig dankbaar dat ik in Nederland geboren ben. Op bijna elk gebied denk ik het beste land ter wereld waar je kan wonen. Dat besef je wel als je in China bent waar mensen woorden als ‘stemmen’ of ‘democratie’ niet kennen. Of in Amerika waar bijna driekwart van de bevolking onder de armoedegrens leeft, een feit dat eigenlijk liever wordt genegeerd. Maar er is iets ‘Nederlands’ wat mij zo tegenstaat…
Elke ochtend scan ik even het Nederlandse nieuws. En toen las ik het op nu.nl. Antonie Kamerling overleden. Het werd nog heftiger: zelfmoord. Mijn allereerste held, Peter Kelder uit Goede Tijden Slechte Tijden is er niet meer. Ik moet een jaar of 8 geweest zijn en was diep onder de indruk van wat die blonde stoere jongen allemaal meemaakte in dat kleine kastje. All Stars was de eerste film die ik meer dan één keer zag in de bioscoop. En vorige week draaide ik nog Toen Ik Je Zag van Antonie als Hero. Naar mijn mening een van de mooiste Nederlandse nummers ooit.
Maar toen flitste een ander beeld door mijn gedachten. Ik herinner me dat Antonie naar Amerika ging om daar een acteercarrière op te bouwen. Uiteindelijk heeft dat alleen een bijrolletje in het vierde deel van The Excorcist opgeleverd. Waarschijnlijk niet wat hij ervan verwachtte. Maar aan alle kanten werd hij door de Nederlandse pers afgemaakt. ‘Dan heb je het wel hoog in je bol.’ ‘Is Nederland ineens niet meer goed genoeg voor meneer?’ Hij kreeg het label van een arrogant ventje dat zijn talent overschatte. Oftewel de meest vreselijke Nederlandse uitdrukking die ooit is uitgevonden: Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. De uitdrukking die elk goed gesprek om zeep helpt.
Ik vind het geweldig dat hij dat heeft gedaan. Ik geloof niet dat iemand die naar Amerika vertrekt om een acteercarrière op te zetten denkt dat hij de beste van de wereld is. Als jij iets geweldig leuk vindt om te doen en je denkt dat je het goed kan, waarom niet? Dan moet je gaan voor jouw grote droom. In een land waar de media nog veel grootser is, om van de wereld van de entertainment nog maar niet te spreken. Bereik je niet precies wat je in gedachten had? Jammer dan. Voor ik naar Londen ging had ik het ideaalbeeld van een razende reporter die wel even geweldige verhalen voor Nederland zou schrijven. Ik weet dat velen het onverstandig vonden om in het beginstadium van mijn leven als freelancer naar Londen te vertrekken, maar dit was voor mijn gevoel mijn kans. En het is best moeilijk als veel opdrachtgevers enthousiast zijn over je werk en van alles beloven, maar toch voor de voor hun goedkopere weg kiezen in plaats van mij. Maar aan de andere kant heb ik hier eindelijk de rust gevonden om mezelf te vinden en ben erachter gekomen wat ik nu écht wil doen. Rust om dat ook echt uit te voeren en tijd om nog een project op te zetten dat heel dichtbij me staat. En ik heb er weer zin in om over een tijdje met mijn rugzakje vol met geweldige ervaringen terug te keren naar Nederland om er weer vol tegenaan te gaan. Al is het een iets ander zijweggetje dan ik een paar maanden geleden in gedachten had. En ik zal het leven hier in Londen wel vreselijk gaan missen…
Als je grote stappen durft te zetten, ga je wel eens onderuit. En dat je daarom wordt afgemaakt in de pers vind ik verschrikkelijk. Heb alsjeblieft respect voor iemand die het lef heeft in het diepe te springen. Zijn of haar droom achterna. Die bekrompenheid in Nederland, daar kan ik moeilijk mee omgaan. Doe maar gek, er zijn al zoveel ‘gewone’ mensen. Wat mij pas echt erg lijkt, is als je 80 jaar bent en denkt ‘had ik maar…’ of ‘wat als…’. En ja, ik herken het wel, je gaat wel eens plat op je bek. Ik zwem niet bepaald in de opdrachten of in het geld. Dat is het risico dat je loopt. Maar als het goed is, word je daar alleen maar sterker van. Bij Antonie Kamerling was het blijkbaar niet goed. Als iemand op zo’n manier zijn gezin, familie en vrienden verlaat, moet er voor hem echt geen andere uitweg meer zijn geweest. Ik kan niets anders hopen dan dat hij nu zijn rust heeft gevonden. Ik zal me hem in ieder geval herinneren als een ware Peter Kelder: een knappe, blonde, talentvolle lefgozer.

Toen Ik Je Zag - Hero

donderdag 9 september 2010

Ik houd mijn grote mond dicht!

Helemaal geweldig, verhuizen naar Londen. Het is hier heerlijk, we zitten gezellig in ons appartement. Genoeg ruimte, leuke gasten. Zelfs lekker weer! En ik heb eindelijk de tijd en rust om te schrijven. Kortom, ik houd het hier nog wel even vol. Toch had ik voor ik naar het buitenland vertrok één grote angst. Iets waar ik in Nederland al als de dood voor ben, maar in een ander land is dat allemaal nog een graad erger, als dat al mogelijk is. En nu dreigt mijn grootste nachtmerrie werkelijkheid te worden…
Tijdens het tandenpoetsen zag ik het ineens in de spiegel. Een minuscuul klein bruin vlekje op mijn kies. En nog een! Hyperventilatie, hitte en zweet. En het zal niet lang duren voor het bloed en de tranen komen. Moet ik echt hier in Londen naar de tandarts? Just kill me now, zouden ze hier zeggen. Wat ik nu ga vertellen is een waargebeurd verhaal.
Mijn gebit en ik, hoe zal ik onze relatie beschrijven? Bij de tandarts heb ik nog nooit iets gehad. Geen gaatje, helemaal niks. De ellende is eigenlijk begonnen toen ik tien jaar was. Mijn tanden waren al lang en breed een eigen leven aan het leiden, dus toen ik nog met poppen speelde liep ik al met een beugel. In mijn melkgebit stond een voortand een kwartslag gedraaid, dus de ‘grotemensentanden’ waren hoe dan ook al een verbetering. Al wist ik toen al dat het geen goed teken was dat ik twee vingers tussen de voortanden van mijn onder- en bovenkaak kon steken. Als enige van de klas, vier slotjes op mijn voortanden. Heel stoer natuurlijk, als eerste van de klas een beugel, populariteit steeg boven mezelf uit. Al was de lol er na twee dagen wel vanaf en wilde ik van Sinterklaas een kunstgebit, leek me ideaal. Nooit poetsen, beugels of naar de tandarts. Zodra de rest van mijn puberaal onhandelbare tanden door was, kon het hele gebit onder handen genomen worden. Een tand kwam maar niet door, maar simpelweg het tandvlees opensnijden zorgde ervoor dat de tand binnen enkele dagen naar beneden was gezakt.
Even later moest die overbeet aangepakt worden, dat betekende een activator. Daarvoor moest natuurlijk eerst een afdruk van je gebit gemaakt worden. Na een eerdere paniekaanval tijdens dit gipshappen had ik het advies gekregen met je wijsvinger je neus aan te raken zodat je je concentreert op het ademhalen door je neus. Daar zag ik het al aankomen, het ranzige malletje tot de rand gevuld met die roze zachte klei. Zo’n enorm ding dat eigenlijk niet in mijn mondje past, waardoor mijn mondhoeken uitscheuren. Dat voel ik als het gevaarte in mijn mik wordt geduwd. Als die bak vol kauwgom tegen mijn bovenkaak wordt gedrukt springen de tranen alweer in mijn ogen. Ik wil vrij kunnen bewegen en ademen en voel de zenuwen weer door mijn maag gieren. Blijkbaar vindt de assistente dat het nog niet goed zit en beweegt het blok nogmaals in mijn mond. Ik ben met mijn vinger nog maar halverwege richting mijn neus en ja hoor. Het ergste wat ik me had kunnen bedenken gebeurt. Of ze mijn huig raakte of dat ik het zelf voor elkaar heb gekregen, ik weet het niet. Maar mijn maag keerde zich om en terwijl het gips nog in mijn mond zat kwam alle ellende er letterlijk uit. Ook prettig dat je bij een orthodontist niet privé in een kamertje zit maar op zaal ligt met zes andere lotgenoten en bezorgde moeders, dus het publiek heeft ook mee kunnen genieten van een van de meest genante momenten uit mijn leven. Dat betekende trui uit, en nog een keer proberen. De ortho durfde het aan nogmaals een poging te wagen en uiteindelijk is het helaas nog gelukt een mal en de beugel te maken. Een activator is zo’n blok in je mond waarbij je onderkaak naar voren wordt getrokken. Met een kapje over mijn hoofd en speeksel dat langs mijn kin liep, heb ik me wel eens sexier gevoeld. De beugel moest natuurlijk gepast worden en het zat niet helemaal lekker, vond ik. Dat was wennen, zei de ortho. Na ’s nachts huilend wakker worden van de pijn, ging ik langs bij de orthodontist. ‘Dat is altijd in het begin,’ zei hij, zijn ogen schreeuwden aanstellerij. Ik weet het ik ben een miet met issues, maar mijn pijngrens ligt wel hoog. Godzijdank was er een vervanger tijdens mijn volgende controle. Resultaat van mijn aanstellerij: een wond zo diep dat aan de binnenkant van mijn kaak het bot door het tandvlees te zien was. Conclusie: als spoedje naar de kaakchirurg. Bedankt, ortho! Bij een volgend gesprek met de ortho was het ‘toch niet zo gelopen als verwacht’. Ik kon kiezen, een nieuwe activator anderhalf jaar, of tweeënhalf jaar een buitenboordbeugel. Ik heb de activator uiteraard in de kerstboom gehangen.
Maar een beugel was niet genoeg om de tanden in bedwang te houden. Twee kiezen in de onderkaak blokkeerden de boel, dus wat doen we dan? Gezellig kaakchirurg, daar ben ik weer! Mijn gebit zou immers mijn gebit niet zijn zonder complicaties. De kiezen waren nog niet door en de wortels zaten schuin onder de kiezen ervoor. Ach, dan snijden we toch gewoon het tandvlees open, zagen we de kies doormidden en jassen we alles eruit? Toen de spuiten erin zaten en de blauwe plastic hoes over me heen werd getrokken probeerde ik mijn ogen dicht te houden, aan leuke dingen te denken. Maar als je weet dat je je ogen dicht moet houden, iets niet moet zien, lijken ze automatisch open te gaan. Ik zag chirurg met een zaag en een buis waar enorm veel (mijn) bloed doorheen vloeide. Op de achtergrond werd gevraagd of mijn moeder het nog trok.
Na de buitenboordellende was nog slechts vier jaar slotjes nodig. Toen die op mijn tanden werden gelijmd en ik mijn mond anderhalf uur open moest houden ging vervolgens mijn mond niet meer dicht. Nooit geweten dat dit ook nog kon gebeuren en een nieuwe angst was geboren. Zonder dat ik ook maar een woord had uitgebracht de afgelopen uren, werd mij gevraagd mijn mond dicht te houden. En het lukte pas na een kwartier.
Dus nee, ik heb nooit een gaatje gehad of een brug. Maar alle bovenstaande gebeurtenissen hebben ervoor gezorgd dat ik bij het woord tandarts al zweethanden krijg. Ik bij die geur weg wil rennen. Als ik het boren hoor iemand wil slaan en in de stoel lig hard moet huilen. Als ik die rubberen vingers in mijn mond voel gaan moet ik me echt bedwingen niet keihard die vinger te bijten. Dat haakje dat altijd uitschiet en mijn tandvlees doet bloeden. Helaas ben ik dan te hyper om flauw te vallen, denk ik altijd. En mijn tandarts? Hij vindt het geweldig komisch. Na het maken van een foto van mijn gebit zei hij: ‘Oh nee Elke, helemaal vol met gaatjes!’. Nu ging mijn mond wel open, en met grote vochtige ogen kon ik alleen maar uitbrengen: ‘Ja, echt?!? Ik wist het…’ Waarna hij begon te lachen en zei dat er niets aan de hand is. Vervolgens zei hij tegen mijn moeder (met vergelijkbare angst) dat ze een gigantisch gat in haar kies had, zo bleek uit op de foto. Ze lachte, daar trapte ze natuurlijk niet in! Een beetje jammer dat zijn enorme gevoel voor humor het nu had laten afweten en ze opnieuw plaats mocht nemen in de stoel.
Als ik eerlijk ben heb ik bovenstaand stuk al enkele weken geleden geschreven. Omdat een vriendin in Londen dezelfde klacht heeft als ik ben ik een maand geleden met haar meegegaan naar de tandarts, zij voor controle, ik om aan de omgeving te wennen. De tandarts is een aardig meisje die meedeelde dat zij een gaatje heeft. Deze tandarts is er alleen op donderdag, zit bij ons aan de overkant. Dus je begrijpt dat alle afgelopen donderdagen er iets tussen is gekomen, een afspraak maken is me dus nog niet gelukt. Vandaag is het donderdag en opnieuw ik weet dat ik het vandaag opnieuw zal vergeten. In Nederland rende ik na mijn controle altijd de praktijk uit dus moest ik bellen voor een afspraak. Toen ik een keer alle moed bij elkaar had geraapt belde ik, zei de voicemail dat ze lunchpauze hadden. De dagen die volgden had het natuurlijk geen zin om te bellen omdat ze ‘waarschijnlijk toch weer aan het lunchen waren’. Er is niemand die mij beter voor de gek kan houden dan ik zelf. De enige reden dat ik die afspraak na vier weken toch heb gemaakt had maar één reden: mijn nog grotere angst om in Londen iets te krijgen. Op de achtergrond voel ik mijn kies zeuren. Tegen de tijd dat ik psychisch klaar ben om op een donderdag een afspraak te maken, ben ik waarschijnlijk al lang en breed terug in Nederland. Het regent op het moment keihard, dus de overkant is nu wel erg ver. Maar ik beloof mezelf dat ik elke dag een stapje probeer te zetten, wie weet kom ik dan op een donderdag aan in de praktijk.

donderdag 12 augustus 2010

Een ode aan... Peter Andre

Een ode brengen aan iemand, gebeurt dat nog? Wanneer heb je iemand voor het laatst verteld waarom je diegene zo leuk vindt? Ik was benieuwd of het fenomeen ‘ode’ nog bestaat, ging googelen en stuitte op Ode Magazine. Ik zag al allerlei hommages aan een bijzonder persoon voor me, of een prachtig eerbetoon aan een stad. Maar slechts een klik later was de pret alweer voorbij en voelde ik eerder een soort gevoel van walging opkomen: Ode Magazine, een online community voor intelligente optimisten. Ja, je leest het goed, geen domme, maar intelligente optimisten. Mag ik even een teiltje? Moet je dan minstens een universitaire opleiding hebben gevolgd, of een IQ hebben dat hoger is dan 140? Heel jammer Henkie uit Terschuur, niemand wil jouw ode aan het carbid schieten lezen. En helaas Maartje, ook jouw lovende woorden gewijd aan Mike de Boer worden per direct gedelete. Bescheidenheid en intelligentie gaan hier blijkbaar niet goed samen, maarliefst 457 pagina’s op de website zijn gevuld met mensen die zichzelf hebben bestempeld als ‘intelligent optimist’. Op mijn blog zijn op één pagina de woorden ‘Backstreet Boys’ ‘chocoladecake’ en ‘Ruud Gullit’ te vinden, bepaald niet intelligent genoeg voor Ode Magazine vermoed ik zo. Maar wanneer is iemand eigenlijk intelligent? Ik heb genoeg mensen met een hoog IQ domme dingen zien doen. Intelligentie is voor mij niet belangrijk, maar wat maakt iemand leuk en bijzonder? Ik vind het altijd prettig als iemand over een beetje zelfkennis en humor beschikt. In mijn vriendenboekje heeft iemand bij persoonlijke kenmerken geschreven dat hij ‘intiligent’ is. Dat is meer mijn type mens denk ik. Al is het meer dan 15 jaar geleden, ik weet nog precies wie dat woord heeft geschreven. Of hij het nu expres verkeerd heeft gespeld of niet, ik heb geen idee maar ik vind het briljant. Dus ik zou zeggen, neem jezelf vooral niet te serieus. Een goed moment om de persoon aan te kondigen aan wie ik deze eerste ode opdraag: Peter Andre.

Iedereen die de jaren ’90 bewust heeft meegemaakt kan zich vast wel die nakende, gespierde en zongebruinde man herinneren die onder de waterval heel zwoel ‘Mysterious girl, I wanna get close to you’ staat te zingen. Ik kon het als twaalfjarig meisje allemaal wel waarderen. Sindsdien nooit meer aan deze jongen gedacht. Tot ik naar Londen verhuisde…
Ik had al een paar flitsen gezien van de beste man tijdens reclameblokken op de Britse televisie. Is dat niet die vent van ‘Mysterious girl’? Op internet toch maar eens opzoeken wat hij al die jaren heeft uitgespookt, blijkbaar genoeg om hier nog regelmatig op tv te verschijnen. In 2004 heeft Peter meegedaan aan het realityprogramma ‘I’m a celebrity, get me out of here!’. Tijdens deze show ontmoette hij zijn nieuwe liefde Katie Price, ook wel bekend als opgepompt en strakgetrokken model Jordan. Onder toeziend oog van het Britse publiek bloeide de liefde op en waren beiden niet meer uit de spotlights weg te slaan. De ene na de andere reallifesoap volgde. Ze trouwden, kregen twee kinderen, maar leefden helaas niet lang en gelukkig. Vorig jaar ging het stel na een huwelijk van drie jaar uit elkaar. Maar de kijker heeft natuurlijk alles kunnen volgen via de reallifesoap. En Peter is de lieveling van het publiek, in tegenstelling tot zijn bitchy (ex)vrouw. Hij is de lieve man en vader die geen vlieg kwaad doet en alles voor zijn kinderen over heeft. Ook is hij als een vader voor Harvey, de gehandicapte zoon die Katie kreeg tijdens een eerdere relatie met voetballer Dwight Yorke.
Peter Andre. Iets te lang onder de zonnebank gelegen. Tanden net te lang gebleekt. De blouse schittert iets teveel, schoenen zijn te Dolce & Gabbana. Zijn coupe glimt je tegemoet. Iets teveel spieren. Tja, het is gewoon iets teveel van het goede. Toch vergeef ik het hem allemaal meteen. Zijn muziek? Ook niet mijn kopje thee. En toch vind ik hem echt geweldig. Waarom?
Ik val middenin de nieuwe reallifesoap van Peter: ‘The Next Chapter’. Zijn kinderen zitten met een wesp te spelen. Peter vertelt zijn kinderen dat het geen vlieg is, maar een wesp en dat deze kan steken. Hij wil de wesp weghalen en pakt een papiertje. Maar elke keer als het beestje alleen al dreigt zijn richting op te vliegen komt er een hoog piepend gilletje uit de stoere, gespierde hunk. Hij is gewoon een mietje die niets van de wesp moet hebben en hij heeft de grootste moeite deze weg te houden van zijn kinderen en zichzelf. Kinderen liggen dubbel. Ik ook. En Peter zelf ook. Als de wesp eindelijk het raam uitvliegt staat hij op en loopt hij breedgeschouderd weg. Met een stoere, zware stem zegt hij tegen zijn kinderen: ‘Just call me if you ever get scared of anything…’ Wat een verademing, een man die zichzelf belachelijk maakt! Waarom lachen we allemaal zo hard om mensen die bij ‘Idols’ drie octaven te hoog zingen of als een seksloze zoutzak ‘I will always love you’ staan te kraaien? Deze mensen nemen zichzelf veel te serieus. Peter niet. Terwijl hij ook nog eens echt goed kan zingen.
Ik geef toe, het nummer ‘Flava’ geeft me kippenvel, en niet bepaald omdat ik het zo’n prachtig nummer vind. Maar Peter draagt tegenwoordig ook shirts die de borstkas bedekken, en in zijn clips laat hij voortaan zijn stoere loopjes en gebaren richting zijn ‘buddies’ achterwege. Van een van zijn nieuwe nummers ‘Unconditional’ krijg ik ook kromme tenen. Ik vind het moeilijk hiernaar te luisteren, het hangt aan elkaar van zoetsappige en slijmerige clichés. Maar ‘Behind closed doors’ vind ik oprecht een goed nummer. Misschien moest hij het eigenlijk niet doen, maar hij schrijft in ieder geval zijn eigen nummers. En live zingt hij ook echt goed. Als groot fan van Michael Jackson moet ik zelfs toegeven dat de stem van Peter Andre me heel soms doet denken aan die van de King of Pop. Een klein beetje. Heel soms. In de verte.
Van zijn (voor mij zeer herkenbare) onhandigheid word ik ook altijd vrolijk. Als hij een speelgoedauto koopt voor de verjaardag van zijn zoontje, komt hij zelf in dat autootje aanrijden om deze aan zijn zoontje en alle gasten te laten zien. Een grote groep mensen staat hem op te wachten, en als hij de hoek om komt rijden, iedereen opgewonden naar de mooie auto kijkt, rijdt hij vol tegen de super-de-luxe bolide van de buurman aan. Ook als hij tijdens een optreden dat live op televisie wordt uitgezonden een misstap maakt en naast het podium valt, houdt het publiek alleen nog maar meer van hem.
Tijdens een live televisie-interview krijgt Peter een filmpje te zien van Dwight Yorke, de biologische vader van Harvey. Harvey is het gehandicapte kind van zijn ex die hij als zijn eigen zoon heeft opgevoed. Yorke keek nooit naar het kind om. Peter heeft hem gevraagd of hij Harvey mag adopteren aangezien Harvey Peter als zijn vader beschouwt. Als Yorke hem in het filmpje daarom ‘respectloos’ noemt kan heel Engeland zien dat dat Peter diep raakt. Vervolgens blijft de interviewster doorvragen wat Peter zou doen als de nieuwe man van zijn ex probeert zijn kinderen van hem af te pakken. Waar overigens totaal geen sprake van is. Uiteraard blijft Peter vriendelijk zeggen dat hij dat niet laat gebeuren, zijn kinderen zijn z’n alles. Sterke vraag trouwens, Peter zou maar ineens zeggen dat het hem niets zou kunnen schelen als zijn kinderen hem werden afgenomen. Dan heb je een scoop! Als deze vrouw blijft doorgaan over dit onderwerp wordt Peter emotioneel. Live op televisie vraagt de stoere, getatoeëerde zanger of het interview kan stoppen omdat het hem teveel wordt, hij is duidelijk aangeslagen. En ik zie dat hij echt is, misschien te open en te eerlijk. De tranen van Tiger Woods werkten op mijn lachspieren, maar stiekem huil ik een beetje mee met Peter. Heerlijk, welke vrouw valt nou niet voor zo’n emotionele man?
Misschien is het niet ‘intelligent’ om te kijken naar een soap waarin iemand zijn kleren uittrekt voor een foto’s voor een kalender of zijn kinderen een verhaaltje voorleest. Een privéleven dat op straat wordt gegooid. Maar dankzij deze reallifesoap heb ik een totaal ander beeld gekregen van een in Nederland vergeten zangertje. Maar leven met een open mind is een heerlijk gevoel en ik kan het iedereen aanraden. En er totaal niet mee te zitten dat je niet bij de groep ‘intelligente optimisten’ hoort. Sterker nog, al zouden ze me ervoor betalen. Al moet ik zeggen, in ruil voor een bepaalde kalender met een bepaalde nakende zanger is natuurlijk alles bespreekbaar…

Kijk hier naar het de aanval van de wesp of het emotionele interview!

maandag 26 juli 2010

Hoe overleef ik een hostel?


Hartstikke leuk, werken als freelancer. Nog leuker, verhuizen naar Londen! Allemaal fantastisch, al is er één probleempje: geld. Het gebrek hieraan wel te verstaan. Dat betekent bezuinigen tijdens de eerste stap van het grote avontuur. Slechts gewapend met één koffer zit ik in de Eurostar trein. Al een uur worden flitsen door het raam op mijn netvlies geprojecteerd, maar verder komen ze niet. Van binnen ben ik met hele andere dingen bezig. Ten eerste goed blijven ademhalen. Het is volkomen normaal dat je straks door zo’n vreselijk lange tunnel rijdt, onder de zee door. Het is juni, dus de kans dat de trein weer vast komt te zitten door sneeuw is vrij klein. Middenin de tunnel. Onder water. Geen gaatjes in de tunnel, geen plassen water onder het spoor. Geen tegenliggers. Genoeg zuurstof. Adem in, adem uit.
Eindelijk zie ik weer licht aan het eind van de oneindig lange tunnel. Voor mij het starsein om te beginnen aan probleem nummer twee: het hostel. Klaarwakker maar toch last van kampeernachtmerries. Ik heb vier keer in mijn leven gekampeerd, waarvan geen enkele keer vrijwillig. Toen ik in de vierde klas van de middelbare school bleef zitten was dat jammer maar geen ramp. De paniekaanval begon pas toen ik besefte dat het jaar overdoen betekende dat ik ook wéér op zeilkamp moest. Slapen in een zeilbootje gevuld met een laag regenwater. Omdat het regent vanuit het bootje koken op een gasstelletje dat op de steiger staat, bootje beweegt door een golf, avondeten valt in het water. Zeilinstructeur roept tijdens het zonnen plotseling ‘overstag’ waarop wij, vier domme dozen, de man wazig aankijken en langzaam maar zeker het riet in varen. Maar overgaan naar de vijfde klas was ook geen pretje: survival weekend. Hier worden onze plannen om stiekem de trein naar huis te nemen onderschept door onze Duitse kenau-lerares. Enig, verdwalen om vervolgens urenlang in de regen lopen met je survivalrugzak. ‘Auf Regen folgt Sonnenschein’, nou mooi niet! In het donker op de camping aankomen om te horen te krijgen dat je zelf even de tent moet opzetten en het avondeten is ook je eigen ‘Verantwortlichkeit’. Om 11 uur ’s avonds. Je armen bedekt met muggen, voeten warm van de modder, gezicht gehuld in spinnenwebben. Voor de vakantie naar Salou stemde ik daarom met een vriendin voor een appartement. Helaas stemden de andere drie voor kamperen… Zo, genoeg trauma’s opgehaald, nu kan het hostel alleen maar meevallen. Positief zijn, ik heb nu vier muren en een dak boven mijn hoofd. Met een wc-rol onder je arm naar een ranzig toilet, dat dan weer wel.
Goed, een hostel. In het geweldige Londen. En een hostel gebruik je toch eigenlijk alleen om in te slapen. Ik heb één (loodzware) koffer bij me en ben blij dat ik na een eeuwigheid aan sjouwen naar en door de metro eindelijk de koffer voor de balie van het hostel kan stallen. Een koffer, een rugtas en een handtas. Dat is alles. Met dit deeltje van mijn leven moet ik het de komende zes maanden doen. Het liefst had ik mijn hele schoenencollectie meegenomen, maar dan was die ene koffer niet genoeg geweest. En een outfit die alleen uit schoenen bestaat zullen ze hier in Londen vast niet op prijs stellen. Maar gelukkig ben ik nog bij mijn tweede probleem blijven hangen, want zojuist krijg ik te horen dat er geen lift is. En waar is onze kamer? Juist, op de bovenste verdieping. In de brandende zon lopen we naar onze ingang en begint onze tocht. Het is dan één koffer, maar daar heb ik dan ook alles ingepropt wat ook maar enigszins mogelijk was. Ondanks mijn abonnement op de sportschool – aantal ook daadwerkelijk in de sportschool doorgebrachte uren laat ik in het midden – heb ik moeite om de koffer omhoog te slepen, traptree voor traptree. Zeven trappen en zeventig vloeksessies later zijn we bij de kamer aangekomen… De deur gaat open. Wil ik kijken? Als de krakende deur langzaam opengaat en de muffe lucht je tegemoet komt, besluit ik toch om een hoekje te kijken. Over vier dagen ben ik jarig, maar dit hadden ze toch echt niet hoeven doen. De bruine vloerbedekking is bezaaid met opgebrande verjaardagskaarsjes en stukken bruine, hopelijk chocolade cake. Het glas melk dat op de koelkast staat te ontbinden is half leeg en als toetje ligt er een bananenschil in mijn bed. Beslapen stapelbedden met voetbaldekbedden. Ik had me psychisch voorbereid op twee weken geen internet, geen tv, geen eigen toilet of badkamer. Aan dat lijstje wat er niet moet ik dus ook nog toevoegen: stoel, tafel, ruimte en hygiëne. Wat heb je wel? Een gezamenlijke keuken, zonder bestek, borden of keukengerei zonder etensresten. Wel aangekoekte pannen, een rood (ik besluit de vraag ‘wat is dat’ de komende twee weken niet meer te stellen) uitgeslagen vergiet, een kapotte stoel en bacteriën. Ook hebben we een eigen koelkast in de kamer en een wastafel met tegeltjes van een das, eekhoorn, konijn en hert die je altijd aan blijven staren, waar je ook staat in de kamer. Heel angstaanjagend. Ook een spiegel met een afgebroken rand, mocht je het echt niet meer zien zitten… De kastjes en koelkast staan zo opgesteld dat er lege ruimtes worden bedekt door meubels en de deurtjes van het wastafelkastje niet open kunnen. Jan des Bouvrie is hier vast niet geweest.
Hoe ga ik dit overleven? Ik zeg meteen naar een internetcafé om te zoeken naar een appartement waar we per direct in kunnen trekken. Bij het stellen van deze vraag was ik gelukkig nog onwetend. Ik wist nog niet dat op een avond op de deur geklopt zou worden, omdat we toch nog gezelschap zouden krijgen in onze kamer. Ondanks dat nadrukkelijk was beloofd dat deze drie meisjes met twee stapelbedden geen vierde kamergenoot zouden krijgen. Dat we ruzie zouden krijgen met de receptionist. Dat een eventuele brand onze dood zou worden aangezien het brandalarm zonder reden gemiddeld drie keer per dag (of nacht) afging. Geen idee van de haren in de douche, de verstopte wc. Of van de blote Spanjaarden die we regelmatig zouden tegenkomen in de douche. Het slaapgebrek door dronken medebewoners, of door het stapelbed waar als de een zich omdraait, de ander het bed uitstuitert. Toch ben ik gelukkiger dan ooit. Ik kan me geen beter leven wensen dan een leven met problemen als deze, bedenk ik me als ik in mijn eigen schone bed lig met mijn laptop op schoot, in ons ruime appartement met uitzicht op het geweldige Hammersmith in Londen. En geld over om schoenen van te kopen.

dinsdag 13 juli 2010

Londen was tenminste heel even oranje…


Ik weet bij welke club Messi speelt. Wie van het afgelopen seizoen topscorer was van de Eredivisie en ik kan ‘het doelpunt’ van Van Basten uit 1988 als geen ander beschrijven. Maar ik weet ook dat John Terry dezelfde hobby heeft als Tiger Woods en dat Cristiano Ronaldo een affaire had met Paris Hilton…
Het is heerlijk om vrouw én voetbalfan te zijn. Mannen zijn diep onder de indruk als je uitlegt wat buitenspel is. En als een man tijdens een wedstrijd mededeelt dat echt alle kleuren Maarten Stekelenburg goed staan, wordt hij in ieder geval tot de winterstop niet meer aangekeken. In dit geval wordt er door mijn mannelijke omgeving vriendelijk naar me geglimlacht.
Veel vriendinnen snappen niet dat ik van voetbal houd en eigenlijk weet ik zelf ook niet precies waarom ik elke week weer klaar zit om anderhalf uur naar 22 mannetjes te kijken die achter een bal aan rennen. Maar wanneer wordt er niet raar opgekeken als je vanuit je tenen en vals in een kroeg over je eigen land zingt? En als ik een leuk cadeau krijg gooi ik niet mijn handen de lucht in om als een gek te lopen juichen. Wel als Nederland of Ajax scoort. En wanneer krijg je de kans hondenlul te roepen naar een man op tv of bij ergernis je handen in je haar te gooien en scheldend vragen wat die speler wél kan?
Maar als voetbalfan ken je natuurlijk ook mindere tijden, zo blijkt tijdens de WK finale. Voor de aftrap is het geweldig hier in Londen. Midden in Chinatown is een Nederlandse pub en ‘s middags staan hier al meer dan 100 oranje fans in de rij. Wij krijgen vlaggetjes op onze wangen getekend van een mede-Nederlander en de vele talen die door de straten schallen worden verenigd in één kleur. Op de een of andere manier wringt zich af en toe een zwermpje Spanjaarden in de oranje meute die per se voor je neus moeten dansen op de ingenieuze tekst ‘Espagnol Espagnol Espagnol’. Maar gelukkig wint ‘Hup Holland Hup’ het vervolgens qua volume altijd van de Spanjaarden. Niemand die de tekst eigenlijk kent, maar in het geschreeuw klinken af en toe woorden als ‘hempie’ en ‘pantoffels’.
Urenlang zitten we met samengeknepen billen voor te beschouwen voor het grote scherm in O’Neills, we moeten het uiteraard perfect kunnen zien. En er wordt afgefloten. Hier heb ik serieus lang op gewacht: een finale. In 1988 was ik vijf jaar. Het enige wat ik me nog herinner is de verschijning van de legendarische Ruud Gullit. Door zijn charismatische uiterlijk was hij de enige die ik herkende en ik vond hem fantastisch. Als mijn moeder vlechtjes bij me had gemaakt en ik ging naar buiten, was ik er heilig van overtuigd dat voorbijgangers me aankeken en tegen elkaar fluisterden: loopt daar Ruud Gullit?
Inmiddels heb ik mijn droom laten varen en heb ik volledig geaccepteerd dat ik niet op Ruud Gullit lijk. Nu vertel ik tijdens de wedstrijd aan mijn vriendinnen wie Elia is, waar Van Bommel speelt en dat Van der Wiel de knapste is. Hoe briljant Stekelenburg is en dat de scheidsrechter als een dolle gele flyers aan iedereen loopt uit te delen. Dat Fabregas nu gaat invallen, dat Villa levensgevaarlijk is en dat Nigel (ja, ik mag Nigel zeggen) niet denkt dat hij op karate zit en goed wegkomt met geel. Dat Iniesta op een kuikentje lijkt en dat Robben tot twee keer toe een vuvuzela is door een enorme kans te missen. En Kuijt is onterecht verkozen tot aantrekkelijkste Oranjespeler, laat dat duidelijk zijn.
En dan gebeurt het. Iniesta weekt zich los van Oranje en scoort. En dat na wederom een dubieuze (lees dramatische en foute) beslissing van de scheidsrechter. Als hij zo van de kleur geel houdt, laat hem alstublieft naar de Tour de France gaan in plaats van het WK. Daar is het gelukkig een stuk lastiger om geel te pakken.
Hoe dan ook, het is over en uit. De stier wint van de leeuw. Na twee jaar ongeslagen geweest te zijn verliezen we (of is het nu ‘ze’?) één wedstrijd en dat is deze finale. We kunnen weer helemaal overnieuw beginnen.
Maar wat was het geweldig om een oranje Londen te zien. Iedereen is leuk en aardig tegen elkaar, simpelweg omdat je uit hetzelfde land komt. Als dat toch eens overal ter wereld kon… En als ‘de vijand’ voor je staat te dansen lachen we erom en zingen we ons eigen lied er doorheen, hetzij met pijn in ons hart. Maar Londen explodeert, de Spanjaarden hebben echt gewonnen en ineens zijn ze overal. In de fonteinen, op de hoogste standbeelden, bovenop de rode bussen. En de oranje kleur wordt langzaam weggespoeld.
Ik hoef in ieder geval voorlopig geen tapas meer, al heb ik wel enorme trek in paranormale inktvis, heerlijk. Sinterklaas mag van mij dit jaar een keer thuisblijven. En als iemand tegen me durft te zeggen dat het ‘toch maar een spelletje is’, mogen ze van mij voor straf een week naar de Costa del Sol.

vrijdag 9 juli 2010

Klaar voor de start van de afvalrace?

Ik heb geen weegschaal nodig. Als ik op mijn bed moet gaan liggen en diep moet inademen om mijn spijkerbroek dicht te kunnen knopen, is het weer zover. Of beter gezegd, dan is weer te laat.
Het begint altijd zo goed op 1 januari. Vol goede moed, maar vooral vol van alle kerstkransjes en oliebollen, worden de vette happen aan de kant geschoven voor appels, rijstwafels en water. En goed dat het dan altijd gaat! Januari staat elk jaar weer in het teken van gezondheid, zelfs een abonnement van de sportschool brandt in mijn tas. Fietsen, hardlopen, zumba, aan het begin van het jaar schrik ik nergens voor terug. ‘Hey Elke!’, zo word ik begroet door de sportschoolmedewerkers.
Dan wordt het februari… Een van de sportschooljongens vindt het moment dat ik op de loopband sta te zwoegen telkens een geschikt moment om een gesprek aan te knopen. Op de een of andere manier beginnen wildvreemde mensen heel vaak uit het niets tegen me te kletsen en het is geen uitzondering dat sommigen hun hele ziel en zaligheid op tafel leggen. Geen probleem. Maar als er één moment is dat ik me doodongelukkig voel en absoluut niet kan en wil praten, is het wel tijdens het sporten. Muziek is nodig om me op te peppen en enig doorzettingsvermogen te creëren. Tijdens Transylvania van McFly of You can’t steal my love van Mando Diao dwing ik mezelf zelfs om nog langer door te gaan, zelfs als het programma op de loopband al is afgelopen. Maar als iemand naast je komt staan en je ziet die mond bewegen kan ik moeilijk mijn IPod op maximaal volume laten staan. Al rennend voel je je billen schudden en mijn klotsende oksels en tomatenhoofd dat op ontploffen staat zorgen er niet voor dat ik me lekker voel en zin heb ik een theekransje. Thee en een kransje prima, maar praten even niet… Deze kletskop (niet te verwarren met het koekje) werkt op dinsdag, woensdag en in het weekend dus deze dagen heb ik vaak last van een blessure. Als troost mag ik van mezelf af en toe een bonbonnetje…
Dankzij alle zwoele zomers is negen maanden later maart de maand van de obstakels: verjaardagen. Als ik een punt kersenvlaai afsla, klinkt vanuit de hele kring ‘aaah toe nou, we nemen allemaal!’. Door het bestellen van een Spa rood ben ik ‘niet gezellig’. En voor een koekje bij de koffie ‘kan ik best een uitzondering maken’. En dat terwijl ik net in de supermarkt voorbij alle paprikachips, chocoladerepen en donuts ben gelopen, al was het af en toe met een kleine vertraging.
April is de maand van de waarheid. Ik besef me dat ik weer in mijn eigen smoesjes, excuses en lulkoek ben gaan geloven. Een zere knie, geen tijd, geen zin… De sportschool zie ik niet meer en langzaamaan heeft chocolade zich weer een rol toegeëigend in mijn leven. De rest van het jaar volgt af en toe nog een laffe poging, maar als deze dan ook nog een slechte afloop kent…
Als ik bij mijn oma op bezoek ga, krijg ik altijd een dikke punt appeltaart met slagroom. Er wordt gevraagd of ik deze wil, maar het antwoord is totaal niet van belang en voor ik het weet staat de appelpunt op tafel naar me te lachen. Taarten bakken gaat haar nog goed af, al is het in een iets trager tempo. Toen oma opstond omdat ze koffie ging halen kreeg ik een briljant idee waardoor ik de calorieënbom met slagroom niet naar binnen hoefde te werken, én oma niet tot op het bot beledigd zou zijn omdat ik haar eten weiger. Toen ze de huiskamer uitliep, opende ik het raam achter me. Ze woont vijf hoog, dus als ik de appelpunt even een zetje geef… Boos zal ze zijn als ik weiger, maar tevreden als ik het binnen een minuut weg werk. Als ik er straks langsloop bedek ik het stukje taart gewoon onder een hoopje sneeuw. Om extra calorieën te verbranden, maak ik er misschien nog een leuke sneeuwpop van. Bij het openen van het raam voelde ik een striemende koude windvlaag in mijn gezicht en van schrik liet ik het schoteltje, met taart en al uit het raam vallen. Als klapper valt het op het balkon van de benedenbuurvrouw en komt mijn oma op het moment suprême binnen lopen om te vragen of ik suiker of een zoetje in mijn koffie wil. Met het open raam en alleen nog een vorkje in mijn hand kijk ik haar aan. Leg dat maar eens uit…

Elke Lodewijks, april 2010

Goodbye Haarlem, hello Londen!


Met mijn VWO-diploma op zak ging ik na het horen van de allerlaatste schoolbel voor het eerst naar Londen. In de brandende zon liep ik na een reisje langs de Thames in Hyde Park en riep toen dat dit de stad was waar ik zou gaan studeren…
Een studie, een paar reizen en een aantal banen later besefte ik dat de tijd me had ingehaald. Mijn impulsiviteit heeft ervoor gezorgd dat ik alles aanpak wat ik leuk vind. Daarom ging ik van Big Brother via de lokale journalistiek naar de styling van Voetbalvrouwen. Tot het moment kwam dat ik mezelf afvroeg: wat wil je nou eigenlijk?
Op mijn 25-ste is de onrust er nog steeds en een vervroegde midlifecrisis kijkt af en toe om een hoekje. Veel gebeurd, veel meegemaakt. Niet alles gaat zoals je wil, maar spijt heb ik gelukkig niet. Nergens van.
Afgelopen zomer was ik weer in Londen en de geweldige winkels, hilarische soaps, muziekcultuur en de hele sfeer herinnerden mij eraan waarom ik hier wilde studeren. Dat betekende weer naar Londen in oktober en december en thank god voor de sneeuw die ervoor zorgde dat ik nog twee extra dagen in Londen moest blijven. Op de terugweg klonk Paolo Nutini met These Streets uit mijn IPod en het enige dat ik dacht was: ik wil blijven!
Na 26 jaar ken ik mezelf een beetje en ik word pas echt onrustig als er geen spannende plannen meer op de plank liggen. Wonen in New York, backpacken in Australië, safari in Zuid-Afrika. Plannen zijn er altijd geweest, maar nu is het tijd voor actie. ‘Wat wil je?’ is een simpele vraag maar het antwoord is ook voor mij niet eenvoudig. Maar na een lange nacht naar het plafond te hebben gestaard weet ik het: ik begin voor mezelf als journalist en ga een half jaar in Londen wonen!
Ik kreeg veel reacties als ‘Oh leuk,’ waarop ik bijna hardop de gedachte ‘dat doet ze toch niet’ kon horen. Maar ze doet het toch echt. ELKE.txt draait en mijn koffer staat klaar! Gelukkig zijn er twee vriendinnen die met me mee gaan.
Het gevoel dat de wereld aan mijn voeten ligt heb ik gelukkig nog steeds en het besef dat je moet leven, écht leven, doen wat écht je wilt, wordt alleen nog maar sterker. Waar velen al lang en breed de ideale baan hebben gevonden en een volledig gesetteld leven leiden, krijg ik in rustig vaarwater zo nu en dan de kriebels en het roer gaat dan volledig om. Veel scherpe bochten. Af en toe achterom kijken en dan weer plankgas. Veel mensen om me heen moeten er niet aan denken hun leven zo op de kop te zetten. Ik hoor dan ook zo vaak dat Londen erg duur is, het zo moeilijk is een appartement te krijgen. Wat als jullie ruzie krijgen? En als je geen opdrachten krijgt? Straks raakt je geld op. Ik blijf die mensen (en mezelf) toch maar vertellen dat het allemaal goed gaat komen. Allemaal geen dingen waar je niet overheen komt, lijkt me.
De tijd gaat sneller dan mijn besef. Ergens halverwege 2009 heb ik het besluit genomen om voor mezelf te beginnen en te vertrekken naar Londen. Voor mijn gevoel is het een paar weekjes later maar het is toch echt april 2010 en 10 juni is de grote dag. Alles wordt ineens heel erg echt: ELKE.txt is opgericht, de huur is opgezegd, tickets geboekt, auto te koop… Voor mijn gevoel staan alle schepen achter me in lichterlaaie, maar het geeft een lekker warm gevoel.
In Londen wil ik schrijven over de wereld van muziek, theater, film, lifestyle, mode, cultuur. Wie weet kan ik daarnaast rust vinden om dingen te doen waar je de tijd niet voor hebt. Of maakt. Misschien af en toe een boek lezen. Of een boek schrijven? Misschien leven als een echte Brit. Maar geen bonen in tomatensaus als ontbijt. Misschien de toerist uithangen. Maar geen bloemenblouse en fototoestel om mijn nek. Misschien in december met hangende pootjes terugkomen. Misschien nooit meer terug willen. In ieder geval een ervaring rijker.

Elke Lodewijks, maart 2010